Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [31]Dewijl hij den vloek heeft liefgehad, dat die hem overkome, en geen lust gehad heeft [32]tot den zegen, zo zij [33]die verre van hem. 31. Dat is, dewijl hij lust gehad heeft anderen te vloeken, en door zijne goddeloosheid zichzelven den vloek op den hals gehaald heeft. 32. Dat is, anderen den zegen toe te wensen en godzaliglijk te leven om gezegend te worden. Verg. met deze plaats Spreuk.8:36. 33. Te weten, de zegen.